Print deze pagina
woensdag, 09 december 2009 14:39

Kerkgeschiedenis

Ontstaansgeschiedenis van de Wemeldingse Maartenskerk

De oorsprong van de Maartenskerk gaat terug tot ver voor de tijd van de reformatie. Vermoedelijk is de oorsprong te vinden rond het jaar 1200. Wemeldinge is hoogstwaarschijnlijk de oudste kerk van Zuid-Beveland, als zelfstandige parochie gesticht in de 11e, misschien nog wel in de late 10e eeuw. In een vroeg stadium van parochiestichtingen zal van de Westmonster te Middelburg een aantal dochterkerken zijn afgescheiden, vermoedelijk vier, namelijk een kerk in het oosten van Zuid - Beveland, bijna zeker die van Wemeldinge, de kerk van Monster op Borsele, de Noordmonster te Middelburg en de kerk van West-Souburg. Kerken van het kapittel van Oudmunster in Zeeland worden voor het eerst - als reeds bestaande parochies - in 1233 met name genoemd. Hierbij is dan ook Wemeldinge, dat in de 13e eeuw zeker tot de economisch belangrijke dorpskerken gerekend kan worden. Een aanwijzing hiervoor is dat de cure van Wemeldinge al in 1275 - 1280 in twee porties was verdeeld, dus twee pastoors ter beschikking van de parochie had.

De Wemeldingse Maartenskerk is aan de westelijke rand van het dorp gelegen vlakbij de hoogste Vliedberg van Zeeland. Na stormvloeden van o.a. 1014 en 1134 wierp de bevolking enkele vloedheuveltjes (1 à 3 meter) op die ook wel 'stelbergen' genoemd werden. In een latere periode werden deze opgehoogd tot vijf à twaalf meter. De zodoende gevormde vliedbergen hadden zowel een woonfunctie bij overstromingen als ook een militaire functie. De huidige nog bestaande Vliedberg van twaalf meter hoog ligt op een afstand van nauwelijks honderd meter ten zuid-oosten van de kerk. Ten noorden van de kerk lag op vrijwel dezelfde afstand tot halverwege de 19e eeuw een berg van ongeveer gelijke afmetingen. Daarnaast zijn er sterke aanwijzingen dat er ten zuid-westen van de kerk in een verder verleden een derde vliedberg heeft gelegen. De Maartenskerk zelf is eveneens gelegen op een zogenaamde kernheuvel tussen de genoemde vliedbergen in. Archeologisch onderzoek geeft aanleiding om er vanuit te gaan dat er op deze plek al bewoning was in de 11e en 12e eeuw.

De opvallende plaats van de kerk aan de rand van of eigenlijk zelfs net buiten de dorpskern vindt zijn oorzaak in een tweetal belangrijke ontwikkelingen. De eerste is dat de ontwikkeling van het dorp zich na de stormvloed van 1134 zich hoe langer hoe meer verlegde naar de na deze stormvloed gelegde dijk ten oosten van de kerk, de huidige Dorpsstraat. Veel later, in de 19e eeuw, is deze uitbreiding van het dorp naar het oosten nog eens versterkt door de aanleg van het kanaal door Zuid-Beveland. Het dorp werd als het ware naar het kanaal toegetrokken en de uitbreiding in oostelijke richting kreeg een duidelijke economische dimensie.


Gewijd aan Sint Maarten
Het gewijd zijn van kerkgebouwen aan een specifieke en met name genoemde heilige is een gebruik dat reeds in de vroeg-christelijke tijd algemeen ingang heeft gevonden. In ons land heeft St. Maarten (ofwel St. Martinus) door de eeuwen heen altijd een belangrijke plaats daarbij ingenomen. Dit is wellicht terug te voeren op een beslissing van St. Willibrord, de uit Engeland afkomstige eerste bisschop van Utrecht, die daar omstreeks het jaar 695 aan Martinus een kerkje wijdde dat later de kathedraal werd, de huidige Domkerk.

Martinus werd geboren omstreeks 316. Hij liet zich als Gallisch soldaat op 18-jarige leeftijd dopen en verliet korte tijd daarna de krijgsdienst. Voor die tijd vond het "wonder met de mantel" plaats waardoor Martinus legendarisch is geworden. Toen hij op een koude winterdag te paard de stadspoort van Amiens naderde, keek een halfnaakte bedelaar naar hem op en vroeg om een aalmoes. Martinus bezat geen geld, maar hij trok zijn zwaard en sneed zijn rode soldatenmantel in twee stukken en gaf de ene helft aan de arme. Kort daarna zag hij in een droom Christus voor zich die zei: "Martinus, nog slechts catechumeen zijnde, heeft Mij met deze mantel bekleed". Deze woorden kunnen verstaan worden tegen de achtergrond van woorden van Jezus uit het Matteusevangelie (25:40): "Ik verzeker jullie: alles wat jullie gedaan hebben voor één van de onaanzienlijksten van mijn broeders en zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan."

Nadat Martinus het leger verlaten had leefde hij eerst enige tijd als kluizenaar en werd later tot bisschop van Tours gekozen. Hij stierf op 8 november 397 te Candes en werd op het kerkhof bij Tours bijgezet. Van heinde en verre stroomden daarna pelgrims naar zijn graf en zij verbreidden zijn roem. Onder koning Clovis werd St. Maarten de nationale heilige van de Franken, overal waar zij zich vestigden wijdden zij vele van hun kerken aan hem. Ook buiten het Frankische rijk vond St. Maarten verering zoals in Engeland. Hieruit is wellicht ook de invloed op St. Willibrord te verklaren. Voor de Benedictijnen was St. Maarten, die zelf monnik geweest was, een geliefde heilige. Dit heeft er verder toe bijgedragen dat in de 10e eeuw St. Maarten één van de meest gevierde heiligen in West - Europa was geworden.

Ambachtsvrouwe Maria Coomans
Maria Coomans, gedoopt te Goes op 19 december 1717, was ambachtsvrouwe van Wemeldinge van 1772 tot aan haar overlijden op 8 augustus 1791. Ze erfde deze titel met alle rechten en plichten die daaraan verbonden waren van haar broer Jacobus Coomans die op 16 december 1771 op 61 - jarige leeftijd overleed. Jacobus was in 1758 zijn overleden broer Pieter opgevolgd. Deze Pieter Coomans was in 1739 gehuwd met de 22 jaar oudere Isabella Westerwijk, weduwe van Johan Rontvis welke vele jaren schepen van Goes en ambachtsheer van Wemeldinge was. Ambachtsvrouwe Maria Coomans wilde haar titel met de hieraan verbonden rechten en plichten meer nog dan haar broers en voorgangers waarmaken. Ze was ruimhartig en zowel dorp als kerk van Wemeldinge goedgezind. Er was een warme band die wellicht nog eens versterkt werd door nauwe betrekkingen die de ambachtsvrouwe onderhield met Ds. Jan te Water die van 1765 - 1793 de gemeente van Wemeldinge diende.

In 1787 liet Maria Coomans een testament opmaken dat na haar overlijden in 1791 geopend werd en dat in meerdere opzichten belangwekkende gevolgen had voor de Wemeldingse gemeenschap. Niet alleen de 'grote Armen van Wemeldinge' (het toenmalige armenbestuur) werd door de ambachtsvrouwe goed bedacht door een legaat, maar dit gold ook voor de kerk van Wemeldinge. In het 32e legaat van het testament werd aan de kerk toebedeeld: een bedrag in contanten ter grootte van zevenhonderd ponden vlaams en verder de hofstede Stelhoeve met bijbehorende 107 gemeten grond. Het geldbedrag was bedoeld om oude schulden die het kerkbestuur had te kunnen aflossen. De pachtopbrengst die Stelhoeve zou kunnen opleveren gaf de mogelijkheid om het kerkgebouw tot in lengte van jaren te onderhouden. Aan het legaat waren echter twee opmerkelijke voorwaarden verbonden. Ten eerste mocht de hofstede Stelhoeve nooit worden verkocht en in de tweede plaats zou er nooit een "orgel ten dienste van het gesang in voornoemde kerk te Wemeldinge voor rekening derselve kerk gemaakt nog opgerigt" mogen worden. Als aan deze bepalingen op enig moment niet zou worden voldaan zou de gehele erfenis vervallen aan de "Armen van Wemeldinge".

De achtergrond van de eerste bepaling lijkt vrij gemakkelijk te achterhalen. De ambachtsvrouwe zal het kerkbestuur hebben willen behoeden voor korte termijn beleid waarbij de boerderij verkocht zou worden ten bate van incidentele uitgaven. Daarnaast zal ook een rol hebben gespeeld dat het erfgoed niet in 'vreemde handen' zou overgaan. De overwegingen die hebben geleid tot de orgelclausule zijn minder gemakkelijk te raden. Een aantal veronderstellingen worden door historici geopperd. Zo zou het opnieuw een verankering van de wens van de ambachtsvrouwe kunnen zijn dat haar bezit nooit in vreemde handen zou overgaan. Andere mogelijke verklaringen hebben meer te maken met orgel en gemeentezang zelf. In 1773 werd een nieuwe psalmberijming ingevoerd en in dezelfde periode werden in veel kerken, ook in Goes en omgeving, kerkorgels geplaats om de gemeentezang te ondersteunen. Sommigen opperen dat Maria Coomans een behoudende geloofsopvatting had en deze nieuwe ontwikkelingen wilde tegengaan. Waarschijnlijker is echter, gezien haar sociale en kerkelijke context in haar woonplaats Goes, de hypothese dat zij juist aan de kerk van Wemeldinge tijdens haar leven een orgel heeft aangeboden maar dat het kerkbestuur zelf dit, op grond van conservatieve opvattingen, geweigerd heeft.

In later jaren, met name in de eerste helft van de 20e eeuw, zijn er vele malen discussies gevoerd binnen gemeente, kerkenraad en kerkvoogdij, zijn juristen en andere deskundigen geraadpleegd, in het kader van het pogen van een aantal Wemeldingers om toch eindelijk ook een orgel in de kerk te kunnen plaatsen. Pogingen die telkens vastliepen op de vasthoudende opvatting van de kerkvoogdij dat een dergelijke beslissing de financiele positie van de gemeente ernstig in gevaar zou brengen. In de jaren vijftig van de 20e eeuw wist de toenmalige predikant Ds. J.G. van Ieperen met de kerkenraad een doorbraak te bereiken in de kwestie. Een onafhankelijk van de kerk opererende Stichting Orgel Wemeldinge werd opgericht. Deze stichting kocht het door de stormramp van 1953 beschadigde Van Dam orgel van de Hervormde kerk van Kruiningen aan. Op een dag in de eerste maanden van 1958 deed de kerkvoogdij niet meer dan het van slot halen van de kerkdeur en enige tijd later was er, zonder verdere bemoeienis van de kerkvoogdij, een orgel in de kerk van Wemeldinge geplaatst.

De laatste ontknoping van de verwikkelingen rondom het testament van Maria Coomans volgde 40 jaar later in 1997. Boerderij Stelhoeve was gaandeweg voor de kerkvoogdij, die toen inmiddels ten gevolge van het Samen op Weg proces Kerkvoogdelijke Beheers Commissie heette, veel meer last dan lust geworden. Het noodzakelijke onderhoud kostte de kerk gaandeweg aanzienlijk meer geld dan de pacht opbracht. Opnieuw werd een deskundige gevraagd of er mogelijkheden waren de boerderij te verkopen. Prof. Mr. J. Th. de Smidt, emeritus hoogleraar oud-vaderlands recht aan de Universiteit te Leiden en de Universiteit van Amsterdam, werd om advies gevraagd. Groot was de verbazing maar ook de opluchting toen uit zijn op 15 september 1997 opgestelde advies bleek dat de specifieke beperkingen op het bezwaren of vervreemden van het gelegateerde onroerend goed al vanaf het in werking treden van een decreet van 24 januari 1812 zijn komen te vervallen. Op 31 maart 1998 werd Stelhoeve verkocht.

Maria Coomans is begraven in de Grote of Maria Magdalena kerk te Goes. Tot op de dag van vandaag dienen, volgens nog een andere bepaling in haar testament, alle inwoners van Wemeldinge vrije toegang tot de kerk te krijgen om haar graf te bezoeken. Of het zou moeten zijn dat ook deze bepaling door het decreet van 1812 is komen te vervallen...?

Bronnen:
G.J. Lepoeter, Kerk in Perspectief, verleden en heden van de Sint Maartenskerk te Wemeldinge, Kapelle/Wemeldinge 1989.
G.J. Lepoeter, Maria Coomans, ambachtsvrouwe van Wemeldinge, Goes, De Koperen Tuin, 1998.

Lees 11354 keer Laatst aangepast op vrijdag, 08 maart 2024 13:16